Quran Apps in many lanuages:

Surah At-Tawba Ayahs #122 Translated in Dutch

وَعَلَى الثَّلَاثَةِ الَّذِينَ خُلِّفُوا حَتَّىٰ إِذَا ضَاقَتْ عَلَيْهِمُ الْأَرْضُ بِمَا رَحُبَتْ وَضَاقَتْ عَلَيْهِمْ أَنْفُسُهُمْ وَظَنُّوا أَنْ لَا مَلْجَأَ مِنَ اللَّهِ إِلَّا إِلَيْهِ ثُمَّ تَابَ عَلَيْهِمْ لِيَتُوبُوا ۚ إِنَّ اللَّهَ هُوَ التَّوَّابُ الرَّحِيمُ
Ook is hij verzoend met de drie die achter bleven, zoodat de aarde, hoe ruim zij ook is, te beperkt voor hen werd, en hunne lichamen te klein werden voor hunne zielen, en zij kwamen tot de overtuiging, dat er tegen God geen schuilplaats was, tenzij men zijne toevlucht tot hem nam. Hij wendde zich daarop tot hen, opdat zij berouw mochten gevoelen; want God is vergevingsgezind en genadig.
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوا اتَّقُوا اللَّهَ وَكُونُوا مَعَ الصَّادِقِينَ
O ware geloovigen! vreest God en weest met de oprechten.
مَا كَانَ لِأَهْلِ الْمَدِينَةِ وَمَنْ حَوْلَهُمْ مِنَ الْأَعْرَابِ أَنْ يَتَخَلَّفُوا عَنْ رَسُولِ اللَّهِ وَلَا يَرْغَبُوا بِأَنْفُسِهِمْ عَنْ نَفْسِهِ ۚ ذَٰلِكَ بِأَنَّهُمْ لَا يُصِيبُهُمْ ظَمَأٌ وَلَا نَصَبٌ وَلَا مَخْمَصَةٌ فِي سَبِيلِ اللَّهِ وَلَا يَطَئُونَ مَوْطِئًا يَغِيظُ الْكُفَّارَ وَلَا يَنَالُونَ مِنْ عَدُوٍّ نَيْلًا إِلَّا كُتِبَ لَهُمْ بِهِ عَمَلٌ صَالِحٌ ۚ إِنَّ اللَّهَ لَا يُضِيعُ أَجْرَ الْمُحْسِنِينَ
Er bestond geene reden waarom de bewoners van Medina en de Arabieren van de woestijn, die rondom hen wonen, achter Gods gezant zouden blijven staan, of zich boven hem zouden verheffen. Dit is onredelijk, daar zij niet door dorst of vermoeienis of honger werden geteisterd, bij de verdediging van Gods waren godsdienst; naardien zij geen stap deden die de ongeloovigen kon vertoornen; naardien zij van de zijde van den vijand niets ondervonden, wat hun niet voor eene goede daad werd aangerekend; want God duldt niet dat de belooning der rechtvaardigen verloren ga.
وَلَا يُنْفِقُونَ نَفَقَةً صَغِيرَةً وَلَا كَبِيرَةً وَلَا يَقْطَعُونَ وَادِيًا إِلَّا كُتِبَ لَهُمْ لِيَجْزِيَهُمُ اللَّهُ أَحْسَنَ مَا كَانُوا يَعْمَلُونَ
En zij dragen geene som bij, hetzij klein of groot; zij trekken geen stroom door, of het wordt voor hen opgeteekend; opdat God hen met eene belooning beschenke, die datgene zal overtreffen, wat zij gedaan hebben.
وَمَا كَانَ الْمُؤْمِنُونَ لِيَنْفِرُوا كَافَّةً ۚ فَلَوْلَا نَفَرَ مِنْ كُلِّ فِرْقَةٍ مِنْهُمْ طَائِفَةٌ لِيَتَفَقَّهُوا فِي الدِّينِ وَلِيُنْذِرُوا قَوْمَهُمْ إِذَا رَجَعُوا إِلَيْهِمْ لَعَلَّهُمْ يَحْذَرُونَ
De geloovigen zijn niet verplicht allen te gelijk ten strijde te trekken. Indien een deel van iederen stam niet vertrekt, geschiedt dit om zich met ijver in hunnen godsdienst te onderrichten, en om hun volk te vermanen, indien zij terugkeeren, opdat het volk op zijne goede zij.

Choose other languages: