Al-Quran 26:158 - Surah Ash-Shu'ara Ayah #158 - Dutch Translation

26:157

فَعَقَرُوهَا فَأَصْبَحُوا نَادِمِينَ

Maar zij doodden haar en berouwden hunne boosheid.

26:158

فَأَخَذَهُمُ الْعَذَابُ ۗ إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَآيَةً ۖ وَمَا كَانَ أَكْثَرُهُمْ مُؤْمِنِينَ

Want de straf, waarmede zij bedreigd waren geworden, overviel hen. Waarlijk, hierin was een teeken; maar het grootste deel van hen geloofde niet.

26:159

وَإِنَّ رَبَّكَ لَهُوَ الْعَزِيزُ الرَّحِيمُ

Uw Heer is de machtige, de genadige.

26:160

كَذَّبَتْ قَوْمُ لُوطٍ الْمُرْسَلِينَ

Het volk van Lot beschuldigde Gods boodschappers eveneens van bedrog.

26:161

إِذْ قَالَ لَهُمْ أَخُوهُمْ لُوطٌ أَلَا تَتَّقُونَ

Toen hun broeder Lot tot hen zeide: Wilt gij God niet vreezen?

Surah Ash-Shu'ara Ayahs #161 Translated in Dutch