Surah Al-Baqara Ayahs #266 Translated in Dutch
الَّذِينَ يُنْفِقُونَ أَمْوَالَهُمْ فِي سَبِيلِ اللَّهِ ثُمَّ لَا يُتْبِعُونَ مَا أَنْفَقُوا مَنًّا وَلَا أَذًى ۙ لَهُمْ أَجْرُهُمْ عِنْدَ رَبِّهِمْ وَلَا خَوْفٌ عَلَيْهِمْ وَلَا هُمْ يَحْزَنُونَ
Zij die hun vermogen voor des Heeren Godsdienst verteren en die gaven niet terugvorderen, en ook geen strijd daarom beginnen, zullen door hunnen Heer beloond worden; hun treft vrees noch droefheid.
قَوْلٌ مَعْرُوفٌ وَمَغْفِرَةٌ خَيْرٌ مِنْ صَدَقَةٍ يَتْبَعُهَا أَذًى ۗ وَاللَّهُ غَنِيٌّ حَلِيمٌ
Woorden van vriendelijkheid en vergeving zijn beter dan eene aalmoes door onvriendelijkheid gevolgd. God is rijk en genadig.
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوا لَا تُبْطِلُوا صَدَقَاتِكُمْ بِالْمَنِّ وَالْأَذَىٰ كَالَّذِي يُنْفِقُ مَالَهُ رِئَاءَ النَّاسِ وَلَا يُؤْمِنُ بِاللَّهِ وَالْيَوْمِ الْآخِرِ ۖ فَمَثَلُهُ كَمَثَلِ صَفْوَانٍ عَلَيْهِ تُرَابٌ فَأَصَابَهُ وَابِلٌ فَتَرَكَهُ صَلْدًا ۖ لَا يَقْدِرُونَ عَلَىٰ شَيْءٍ مِمَّا كَسَبُوا ۗ وَاللَّهُ لَا يَهْدِي الْقَوْمَ الْكَافِرِينَ
O geloovigen! maakt uwe aalmoezen toch niet ijdel door verwijtingen of onvriendelijkheid, evenals diegenen, welke slechts aalmoezen geven, opdat de lieden het zullen zien, maar niet aan God en aan den jongsten dag gelooven. Zij gelijken de kiezelsteenen die op de aarde liggen; het moge er op regenen, zij blijven toch hard. Hunne zaken zullen hun geene winst aanbrengen; want God leidt de ongeloovigen niet.
وَمَثَلُ الَّذِينَ يُنْفِقُونَ أَمْوَالَهُمُ ابْتِغَاءَ مَرْضَاتِ اللَّهِ وَتَثْبِيتًا مِنْ أَنْفُسِهِمْ كَمَثَلِ جَنَّةٍ بِرَبْوَةٍ أَصَابَهَا وَابِلٌ فَآتَتْ أُكُلَهَا ضِعْفَيْنِ فَإِنْ لَمْ يُصِبْهَا وَابِلٌ فَطَلٌّ ۗ وَاللَّهُ بِمَا تَعْمَلُونَ بَصِيرٌ
Zij echter die aalmoezen geven om God te behagen en tot heil hunner zielen, gelijken eenen tuin, die op eenen heuvel ligt waarop een sterke regen valt, en die zijne vruchten tweevoudig voortbrengt; en indien er geen regen op valt, wordt hij toch door den dauw bevochtigd, God ziet wat gij doet.
أَيَوَدُّ أَحَدُكُمْ أَنْ تَكُونَ لَهُ جَنَّةٌ مِنْ نَخِيلٍ وَأَعْنَابٍ تَجْرِي مِنْ تَحْتِهَا الْأَنْهَارُ لَهُ فِيهَا مِنْ كُلِّ الثَّمَرَاتِ وَأَصَابَهُ الْكِبَرُ وَلَهُ ذُرِّيَّةٌ ضُعَفَاءُ فَأَصَابَهَا إِعْصَارٌ فِيهِ نَارٌ فَاحْتَرَقَتْ ۗ كَذَٰلِكَ يُبَيِّنُ اللَّهُ لَكُمُ الْآيَاتِ لَعَلَّكُمْ تَتَفَكَّرُونَ
Begeert een uwer een tuin te hebben met palmboomen en wijnstokken, door beken besproeid, waarin alle soorten van vruchten voorkomen; dat door hem een hooge ouderdom worde bereikt; dat hij kinderen hebbe die hem gelijk zijn, en dat een vreeselijke storm met vlammen dien tuin verwoeste? Zoo verklaart God u zijne teekens, opdat gij zoudt nadenken.
Choose other languages:

Albanian

Amharic

Azerbaijani

Bengali

Bosnian

Bulgarian

Burmese

Chinese

Danish

Dutch

English

Farsi

Filipino

French

Fulah

German

Gujarati

Hausa

Hindi

Indonesian

Italian

Japanese

Jawa

Kazakh

Khmer

Korean

Kurdish

Kyrgyz

Malay

Malayalam

Norwegian

Pashto

Persian

Polish

Portuguese

Punjabi

Russian

Sindhi

Sinhalese

Somali

Spanish

Swahili

Swedish

Tajik

Tamil

Tatar

Telugu

Thai

Turkish

Urdu

Uyghur

Uzbek

Vietnamese

Yoruba
