Download Mobile App:

Surah Al-Araf Ayah #150 Translated in Dutch

وَلَمَّا رَجَعَ مُوسَىٰ إِلَىٰ قَوْمِهِ غَضْبَانَ أَسِفًا قَالَ بِئْسَمَا خَلَفْتُمُونِي مِنْ بَعْدِي ۖ أَعَجِلْتُمْ أَمْرَ رَبِّكُمْ ۖ وَأَلْقَى الْأَلْوَاحَ وَأَخَذَ بِرَأْسِ أَخِيهِ يَجُرُّهُ إِلَيْهِ ۚ قَالَ ابْنَ أُمَّ إِنَّ الْقَوْمَ اسْتَضْعَفُونِي وَكَادُوا يَقْتُلُونَنِي فَلَا تُشْمِتْ بِيَ الْأَعْدَاءَ وَلَا تَجْعَلْنِي مَعَ الْقَوْمِ الظَّالِمِينَ
En toen Mozes tot zijn volk terugkeerde, vol van toorn en verontwaardiging, zeide hij: Gij hebt een snoode daad na mijn vertrek bedreven. Hebt gij het bevel van uwen Heer verhaast? Hij nam de tafelen en greep zijn broeder bij het hoofdhaar en haalde hem onder zich. En A